Inwerken op de vraagzijde van druggebruik doe je met effectieve preventie, vroeghulp en hulpverlening

Nachtclub

Op 9 januari kwam Firdaous, een 11-jarig meisje uit Merksem, om bij een schietpartij die gelinkt wordt met de escalerende conflicten tussen drugsbendes. Dat gaf aanleiding tot talrijke uitspraken in de media over de acties die nodig zouden zijn om het drugsgeweld beter onder controle te krijgen. De analyses spitsten zich nagenoeg uitsluitend toe op de politionele en gerechtelijke aanpak. Ook de ‘War on Drugs’ trekt enkel de kaart van repressie, zowel op de vraag- als op de aanbodzijde.

Philippe Van Linthout, covoorzitter van de Vereniging van Onderzoeksrechters, wijst de druggebruiker erop dat hun gebruik drugscriminaliteit als gevolg heeft. In De Afspraak van 10 januari bevestigde onder andere minister van Binnenlandse Zaken Verlinden dat “de mensen die gebruiken eens goed in de spiegel moeten kijken”. Minister van Financiën Van Peteghem en premier De Croo zeiden eensgezind “Iedereen moet beseffen dat aan druggebruik bloed hangt”. De link tussen drugscriminaliteit en gebruik is uiteraard terecht. Alleen is zo’n vermanende boodschap veel te eng en weinig effectief.

Het officiële drugbeleid van ons land, zoals vastgelegd in de federale drugsnota van 2001 en 2010, is integraal en geïntegreerd. Preventie en zorg staan daarin centraal, steunend op samenwerking en wetenschappelijk onderzoek. Repressie is het onmisbare sluitstuk.

Sinds die nota van 2010 zijn er nog steeds geen investeringen geweest in verslavingspreventie en dat baart me zware zorgen. De weinige preventiewerkers die er zijn, leveren goed werk en gaan creatief aan de slag om toch een zo groot mogelijk effect te hebben. Ze zetten in op het ondersteunen van intermediairs zoals leerkrachten en ouders, (jeugd)hulpverleners en werkgevers zodat zij op hun beurt op een effectieve manier kunnen omgaan met (het risico op) druggebruik bij hun leerlingen, kinderen, cliënten en werknemers. In dezelfde aflevering van De Afspraak waarnaar ik hierboven al verwees, was men van mening dat alcohol- en druggebruik door velen als “normaal” wordt beschouwd. Dit idee van normaliteit stimuleert mensen om zelf ook te gebruiken. Dit fenomeen wordt beschreven in de Social Norms Theorie. Het frappante is net dat er veel minder mensen alcohol of drugs gebruiken dan je denkt. Een eenvoudig voorbeeld; jongeren tussen 16 en 26 jaar denken dat slechts 23,5% van hun leeftijdsgenoten nooit drinkt, terwijl in de realiteit 55,1% geheelonthouder is. Onderzoek wees uit dat een meer realistische inschatting van het gebruik van onze leeftijdsgenoten er effectief toe leidt dat we zelf minder geneigd gaan zijn om (veel) te drinken of gebruiken. Dit is materiaal waar onze preventiewerkers de boer mee op gaan. Preventie zet ook gericht in op correcte informatie geven over de gevolgen van gebruik in het uitgaansmilieu, en helpt feestvierders met een verslaving de weg naar de hulpverlening te vinden. Door de beperkte capaciteit kunnen we echter niet proactief te werk gaan en kunnen we niet op elke ondersteuningsvraag ingaan.

Naast preventie is ook vroeghulp een belangrijk instrument om verslaving te voorkomen. Op aangeven van een bezorgde ouder, leerkracht of buurtwerker gaan we in gesprek met een jongere of jongvolwassene over zijn of haar gebruik. En uiteraard is er hulpverlening nodig voor zij die hun gebruik willen stoppen of afbouwen maar het niet alleen kunnen. Gelukkig is er op het domein van geestelijke gezondheidszorg de laatste jaren wel hier en daar een kleine financiële investering. Toch staat ook deze capaciteit momenteel onder druk omwille van de stijgende kosten.

Vanuit de verhalen van onze cliënten en voortgaand op internationale onderzoeksrapporten, kan ik alleen maar bevestigen dat de criminele drugsmarkt floreert. Ik heb daarom ook alle begrip voor de vraag naar investeringen om de repressieve aanpak van deze criminele wereld meer body te geven. Ik wil echter wel een dringende oproep doen om ook aandacht te hebben voor het evenwicht in ons drugsbeleid; we kunnen dit niet zonder een uitgebouwde werking van preventie, vroeghulp en hulpverlening.

Gelukkig zei minister Verlinden ook dat er meer geïnvesteerd moet worden in preventie. Gelukkig heeft ons land al een federale drugsnota die preventie en zorg benoemt als hoeksteen van een goed drugsbeleid. Gelukkig publiceerde het Federaal Onderzoeksprogramma Drugs (Belspo) in 2021 reeds de aanbeveling om structureel te investeren in preventie, vroegtijdige interventie, risicobeperking en zorgverlening. Gelukkig zijn er al veel hulpverleners en preventiewerkers die elke dag met hart en ziel werken aan het voorkomen en verminderen van gebruik. Nu nog de daad bij het woord voegen, en effectief investeren.

Sara De Meyer, afdelingshoofd verslavingszorg en -preventie CGG VAGGA